De ongezondheidsparadox

In het dorp en het landelijk gebied ken je je buren nog, kun je nog buiten spelen, is de lucht schoon en fiets je zo naar de buren. De stad is ongezond, stenig, anoniem en vuil. Of niet?

 

Het is een achterhaald misverstand om te veronderstellen dat de stad in alle opzichten ongezonder is dan het dorp. Deze anti-stedelijke opvatting bepaalt tot op de dag van vandaag ons denken en handelen. Het landelijke gebied als moderne variant van de paradijselijke idylle; de stad als bron van verderf. In het dorp en het landelijk gebied ken je je buren nog, kun je nog buiten spelen, is de lucht schoon en fiets je zo naar de buren. De stad is ongezond, stenig, anoniem en vuil.

 

Klopt dit nog wel? Zeker, het buitengebied is groener en de (ervaren) gezondheid is hoger, maar het tegenovergestelde is eveneens waar. Het is maar wat je wil zien. Hoge stedelijke dichtheden en veel functiemenging leiden tot meer langzaam verkeer. Te veel groen, lage dichtheden en monofunctionele gebieden leiden tot een intensiever autogebruik: de afstanden tussen huis, school, werk en winkel zijn niet meer beloop- of befietsbaar. Door de verschraling van het voorzieningenniveau in de kleine kernen, de ontvolking en de vergrijzing neemt dit ongezondheidsprobleem in het landelijk gebied alleen maar toe. Vanuit dit perspectief zijn de stadswijken met hoge dichtheden, veel menging, veel langzaam verkeer, goede openbare ruimten en nieuwe sociale verbanden misschien wel dorpser, en zeker zo gezond. Wat dit betreft had Jane Jacobs gelijk en kan worden gesteld: een compacte, aantrekkelijke stadswijk is ook een gezonde wijk.

 

Door: Ad de Bont (tevens expert ‘gezonde verstedelijking’ aan de TUe en mede-oprichter van het platform Gezond Ontwerp).

Geplaatst op: 01-11-2014

 

Lees ook een ander artikel van Ad over Gezonde Verstedelijking.