Essay | Ingrediënten voor de gezinsvriendelijke stad: de naoorlogse wijk als ideale gezinswijk

In een korte essayreeks gaan we dieper in op thema's uit de gezamenlijke publicatie van Urhahn en de Van Leer Foundation 'Als steden gezinsvriendelijk zouden zijn'. Wat maakt een gezinsvriendelijke stad?

Gezinnen zijn van grote waarde voor de stad en de stad is op haar beurt goed voor het gezin. Het behouden van het gezin in de stad is echter een uitdaging. Voor de publicatie ‘Als steden gezinsvriendelijke zouden zijn’ onderzochten Urhahn en de Van Leer foundation welke ontwerpprincipes bijdragen aan een gezinsvriendelijke stad. In deze korte essayreeks gaan we dieper in op een enkele van deze principes. In dit derde essay benadrukken we de potentie van naoorlogse wijken als ideale woonomgeving voor gezinnen.

 

Transitieopgaven in naoorlogse wijken benutten als kans

De naoorlogse wijken zijn de wijken die grofweg gebouwd zijn tussen 1950 en 1990. Hoewel er verschil zit tussen typen wijken, zoals vroeg-naoorlogse en laat-naoorlogse wijken, zijn ze goed te vergelijken omdat ze gebouwd zijn als grote uitbreidingslocaties aan de rand van steden. Daarnaast zijn het met name deze wijken die momenteel aan een kwaliteitsimpuls toe zijn. Ze zijn in beeld voor transformatie, verdichting en verduurzaming, en er liggen verschillende transitieopgaven. Zie ook de Handreiking Transformatie Naoorlogse Wijken (Urhahn i.o.v. Min van BZK).

 

De verdichtingsruimte kan een rol spelen in het oplossen van de woningnood en worden ingezet om de transitieopgaven te financieren. Maar het gevaar dat op de loer ligt, is dat vooral kleine woningen worden gebouwd. De bijbehorende parkeernorm is dan laag, de ontwikkelkosten per woning zijn relatief laag en de woningaantallen hoog. Het is een uitdaging om juist ook gezinsvriendelijke woningen te ontwikkelen, omdat de naoorlogse wijken een ideale woonomgeving bieden aan gezinnen. Ze zijn gebouwd voor onder andere gezinnen en – na wat afstoffen – nog steeds erg geschikt voor gezinnen. De wijken liggen inmiddels namelijk centraler in stedelijke regio’s, met werk en stedelijke voorzieningen nabij en een goede (ov-)bereikbaarheid. Gezien de relatief betaalbare woningvoorraad en de ruimte zijn ze aantrekkelijk voor het gezin en spelen ze een belangrijke rol in het behoud van de middenklasse in de stad.

 

De wijkgedachte als fundament voor een goede gezinswijk

De oorsprong van de potentie van naoorlogse wijken als ideale gezinswijken schuilt in de wijkgedachte die leefde bij de ontwikkeling van de wijken.

 

Vanuit stedenbouwkundig perspectief betekende de wijkgedachte dat bewoners in een wijk zouden wonen die een duidelijk gemarkeerde ruimtelijke eenheid vormde en waar plek is voor alles wat het wijkleven kan bevorderen. Voorzieningen waar bewoners gebruik van kunnen maken en waar bewonersorganisaties hun initiatieven kunnen ontplooien zijn aanwezig in de wijk zelf. Denk aan speelvoorzieningen, buurthuizen, ruimtes voor lokale culturele initiatieven, een consultatiebureau, volkstuinen, winkels en scholen. Met de stadsuitbreidingen in de naoorlogse periode kwam het ‘onderbouwd plannen’ op: men ging bijvoorbeeld werken met percentages aan voorzieningen en maximale afstanden tot groen. Maar de wijkgedachte ging in bredere zin ook om het in de positie stellen van burgers om gemeenschapszaken zelf te regelen en de eigen levenskwaliteit te verbeteren. In een steeds complexer wordende wereld zou het contact tussen burgers onderling en burger en overheid verbeteren als de wijk als sociale eenheid met bijbehorende voorzieningen gepland zou worden. De wijk heeft immers nog een menselijke maat. Het ging ook over talentontwikkeling dicht bij huis, wederzijds begrip tussen burgers, en begrip onder burgers voor de problemen waar de overheid mee te maken krijgt.

Uit: Wij en de Wijkgedachte (1949), geschreven door architect en stedenbouwkundige W.F. Geyl en geïllustreerd door Sia Bakema-van Borssum Waalkes.

 

De naoorlogse wijk was een ruimtelijke uitwerking van de verzorgingsstaat. De overheid wilde verantwoordelijkheid nemen voor het welzijn van burgers, en dat had ook gevolgen voor het ruimtegebruik en stedelijke ontwikkeling. Een gevolg van de wijkgedachte was dat de naoorlogse wijken groen zijn ingericht, met name de vroeg-naoorlogse wijken. Bij de ontwikkeling werd uitgebreid aandacht besteed aan gebruiksgroen voor diverse doelgroepen. Speeltuinen werden zo in de wijk gepositioneerd dat ieder huishouden binnen beperkte afstand toegang had tot een speeltuin, die veilig gelegen was, weg van het verkeer. Met aandacht voor veilige en groene routes, bijvoorbeeld rondom scholen, en met de modaliteiten van elkaar gescheiden zodat de voetganger, fietser en automobilist weinig last van elkaar hebben. Daarnaast zijn de wijken volgens de wijkgedachte opgezet waarbij wonen rondom wijkcentra is gepland. Het idee was dat alle dagelijkse voorzieningen op loopafstand beschikbaar moeten zijn, zoals zorg, winkels en scholen. Er ontstonden multifunctionele wijkcentra als plekken voor ontmoeting en cultuur.

 

Hoewel de ruimtelijke uitwerking van vroeg-naoorlogse en laat-naoorlogse wijken compleet anders is, is de wijkgedachte in beide typen wijken soortgelijk. De vroeg-naoorlogse wijken werden overwegend gebouwd in stroken, waarbij in de eerste plaats niet de bebouwing werd vormgegeven, maar de ruimte en het groen daartussen. De woningen stonden op een tapijt van groen. Licht, lucht en ruimte zijn de toverwoorden van de stedenbouw uit deze tijd. In de jaren ’60 en ’70 verlieten veel bewoners deze wijken vanwege een gebrek aan gemeenschapsgevoel en de wens voor een huis met tuintje.  Als reactie hierop werden de ‘bloemkoolwijken’ ontwikkeld, gekenmerkt door doorlopende straatjes en privétuinen om een huiselijker gevoel en meer gemeenschapszin te creëren. De wijkgedachte was in beginsel hetzelfde – de wijk als economische, sociale en maatschappelijke entiteit.

 

Grote kansen liggen in deze wijken

Met de tijd zijn de wijken verouderd en is er een demografische verandering opgetreden. De populatie is hier in het algemeen teruggelopen en bestaat voor een aanzienlijk kleiner deel uit gezinnen dan overige Nederlandse wijken. Er ligt een aantal belangrijke uitdagingen.

 

Zet het beschikbare groen in voor sport en bewegen, klimaatadaptatie en biodiversiteit
De groene ruimtes in naoorlogse wijken zijn vaak verwaarloosd en niet aangepast aan huidige behoeften. In sommige gevallen ziet het er zelfs troosteloos uit. Het kleiner geworden aandeel gezinnen zorgt ervoor dat de groene ruimte minder duidelijk als ruimte voor kinderen om te spelen is bestemd. De onduidelijkheid van de ruimtes kan ook leiden tot conflict: is het een geschikte plek om je hond uit te laten, of ga je er voetballen of in de zon liggen? Deze groene ruimtes moeten echter worden gekoesterd. Ze zijn nu tot wasdom gekomen en met de nodige opwaardering kunnen ze nog meer bijdragen aan biodiversiteit, beweging en sport in de buitenruimte. Met verbetering van de sociale controle worden plekken aantrekkelijker om te spelen.

 

Benut de grote voorraad eengezinswoningen

De grote beschikbaarheid van eengezinswoningen met privé-buitenruimte zorgt ervoor dat potentieel veel gezinnen goed in de naoorlogse wijken kunnen wonen. In veel vroeg-naoorlogse wijken bestaat ongeveer de helft uit eengezinswoningen en dat aandeel is in bloemkoolwijken vaak hoger. Daarbij is het inzetten op doorstroming belangrijk. De eengezinswoningen worden namelijk vaak niet bewoond door gezinnen. Gebrek aan betaalbare en geschikte ouderenhuisvesting, met name ook in de buurt, zorgt ervoor dat empty-nesters en ouderen in hun woning blijven. Een bouwprogramma en beleid gericht op doorstroming helpt bij het vrijspelen van deze gezinswoningen voor gezinnen. Aanvullend daarop kan een nieuw type stadswoning aan de wijken worden toegevoegd, dat onderdeel uitmaakt van appartementencomplexen, maar de kwaliteit biedt die gezinnen zoeken (zie ons volgende essay nr. 4 over typologieën).

 

Blaas nieuw leven in de buurtcentra en ontmoetingsplekken

Een uitdaging is het creëren van nieuwe wijkcentra en ontmoetingsplekken. De huishoudensverdunning en bezuiniging op maatschappelijke voorzieningen heeft geleid tot minder draagkracht voor voorzieningen. Het aanbod in de wijkwinkelcentra is soms verschraald. Het nieuw leven in blazen van multifunctionele voorzieningenclusters als plekken van wijkeconomie en ontmoeten draagt bij aan de aantrekkelijkheid van de naoorlogse wijk, ook voor gezinnen. De wijkgedachte staat dan ook weer sterk op de agenda als het gaat om stadsontwikkeling. Met dezelfde gedachte: de bewoners kunnen voor basisbehoeften in de wijk terecht en binden zich beter aan de buurt. Gelukkig geldt dat ook voor de naoorlogse wijken: er worden nieuwe multifunctionele plekken van samenkomst in de wijk worden gecreëerd.

 

De Egelantier in de Maten, Apeldoorn. Het winkelcentrum is behouden maar opgeknapt. Winkelpuien zijn getransformeerd om een aantrekkelijke voorzieningenstrip te maken. Er is ook verdicht: in nieuwbouw zijn winkels op de begane grond gemaakt met woningen erbovenop, met name voor senioren. Senioren kunnen zo doorstromen naar een plek met voorzieningen om de hoek, terwijl ruimere woningen in de bredere wijk vrijkomen voor gezinnen. Het winkelcentrum is weer een aantrekkelijke ontmoetingsplek. Foto: Urhahn.

 

 

Links: Het Plein Oost in Beijum, Groningen, is getransformeerd van parkeerplaats bij het winkelcentrum tot een levendig buurtplein dat uitnodigt tot verblijf. Er is een (speel)fontein en podium met tribune dat dient voor buurtactiviteiten. Foto: Laos Landschapsarchitecten.

Rechts: D’Rode Garrels is een galerijflat in de jaren ’60-wijk Wheermolen-Oost in Purmerend. De voorheen dode plint is aangepakt door vierentwintig garages te transformeren naar twaalf eengezinswoningen met elk drie kamers. De uitstraling is verbeterd en er is een verbinding tussen gebouw en omgeving gecreëerd, wat bijdraagt aan een veiliger gevoel op straat. Foto: Urhahn.

 

Zet inbreiding als katalysator voor wijkontwikkeling

Een kans ligt in de inbreiding van deze wijken, waarbij woningen worden toegevoegd in de bestaande stad. Het biedt een oplossing voor sommige uitdagingen en kan helpen in de financiering van plannen. Inbreiden, het toevoegen van woningen in de bestaande stad, kan door te bouwen in het groen en door sloop-nieuwbouw. Maar ook door transformatie: optoppen, aanplakken en uitplinten. Het zorgt voor meer draagvlak voor voorzieningen en meestal ook voor verkleining van de openbare ruimte, terwijl de kwaliteit ervan wordt verbeterd. Het draagt bij aan het oplossen van de wooncrisis én brengt bestaande bewoners een betere leefomgeving. Zo dragen de ruimtelijke ingrepen bij aan sociale doelstelling, en daarmee zijn deze ingrepen extra welkom in de naoorlogse wijken.

 

Aan de U.J. Klarenstraat in Amsterdam-Slotervaart zijn de woningen in een portiekflat verkocht als kluswoningen, inclusief de garages op de begane grond. Er is een verscheidenheid aan woningen gecreëerd en de garages zijn bij de woningen getrokken, waardoor een betere verbinding met de straat ontstaat en het gevoel van veiligheid verbetert. Foto: Urhahn.