Vliegveld Valkenburg: de paradox van spontane gebiedsontwikkeling

Flexibiliteit is de basis voor spontane ontwikkeling. Maar wat wordt er nu wel of niet vastgelegd?

<
>

    Adaptieve ontwikkeling, organische stedenbouw… Termen die duiden op een grote flexibiliteit in ontwikkeling. Het vermogen van een plan om te kunnen reageren op onverwachte omstandigheden, zoals een veranderende markt, lijkt essentieel in het huidige onzekere ontwikkelklimaat. Daarbij komt vroeg of laat altijd dezelfde vraag aan de orde: wat wordt er nu wel of niet vastgelegd?

     

    Zo ook in Valkenburg, op het terrein van het voormalig militair vliegveld dat na een afgesloten periode van ruim 70 jaar zijn poorten opent. De ambitie is om in de komende 20 jaar op  organische wijze rond de 5000 woningen te realiseren. Op verschillende plekken worden zogenaamde bronpunten opgestart van waaruit het gebied langzaam zal groeien. Flexibiliteit is in dit plan een kernwoord: het vermogen om het plan aan te passen aan de actuele marktvraag. Maar bij welke mate van flexibiliteit heeft dit plan nu het meeste baat? Urhahn ontwikkelt samen met het projectbureau de ontwikkelstrategie, waar deze vraag een centrale rol speelt.

     

    100% organisch ontwikkelen zou logischerwijs betekenen dat de hoofdstructuur mee zou moet groeien met de kolonisatie van het terrein. Hierdoor worden grote voorinvesteringen voorkomen en dus het ontwikkelrisico beperkt. Een experiment met een dergelijke strategie lijkt Almere Oosterwold, waar bewonersvrijheid het kernelement is. Weg en water worden door henzelf aangelegd en groeien dus mee met de mate van bewoning. Voor het ontstaan van een goede woonkwaliteit, sfeer, aantrekkelijke routes en functionele ontsluiting is het gebied volledig afhankelijk van bewonersactiviteiten.
    Maar willen we daar in Vliegveld Valkenburg wel op wachten? Is deze ontwikkeling juist niet gebaat bij het snel realiseren van kwaliteit? Mooi wonen aan een grote waterplas is moeilijk te verkopen als we niet weten wanneer het water er komt. Daarnaast is het van belang om het terrein, na een lange gesloten periode van 70 jaar, zo snel mogelijk te openen voor het publiek en het onderdeel te maken van zijn omgeving, zonder daarvoor te hoeven wachten op voldoende bewoning.

     

    In de voorbeelden van een grachtengordel (Amsterdam, 1613) of het commissioners plan (New York, 1811) worden een sterke hoofdstructuur van verkeer, groen en water vastgelegd waarbinnen nog van alles mogelijk is. Hier betekende het realiseren een hoofdstructuur juist een stimulans van de ontwikkeling. Daarnaast hebben beide plannen bewezen voldoende flexibiliteit te bieden: ze functioneren nog steeds! De grote voorinvesteringen van toen zijn echter nu niet meer aan de orde.

     

    Ook tussenoplossingen worden daarom bekeken zoals de mogelijkheid om aan de waterplas te beginnen met een simpele contour met een brede glooiende oever, waaraan in de loop der jaren steeds kleine stukken kunnen worden toegevoegd. En in hoeverre kunnen we aansluiten op de structuren die er al liggen?

     

    Paradoxaal genoeg is organisch ontwikkelen dus in sommige aspecten gebaat bij het vastleggen en realiseren van wegen, groen, water, of misschien wel een smart grid. Het is dus de vraag op welke schaalniveaus flexibiliteit de gebiedsontwikkeling stimuleert, of juist afremt. Het is een vraag die al eeuwen bestaat, nieuw is echter de interactieve wijze waarop wordt vormgegeven aan het antwoord!

     

    Lees meer over Vliegveld Valkenburg op onze projectbeschrijving.

     

    Door: Stijn Kuipers

    Geplaatst op: 07-04-2014