Essay | Ingrediënten voor de gezinsvriendelijke stad: samenwerken aan samenleven

In een korte essayreeks gaan we dieper in op thema's uit de gezamenlijke publicatie van Urhahn en de Van Leer Foundation 'Als steden gezinsvriendelijk zouden zijn'. Wat maakt een gezinsvriendelijke stad?

Gezinnen zijn van grote waarde voor de stad en de stad is op haar beurt goed voor het gezin. Maar het behouden van het gezin in de stad is een uitdaging. Voor de publicatie ‘Als steden gezinsvriendelijk zouden zijnonderzochten Urhahn en de Van Leer Foundation welke ontwerpprincipes bijdragen aan een gezinsvriendelijke stad. In deze korte essayreeks gaan we dieper in op enkele van deze principes. In dit tweede essay zetten we de belangrijkste ingrediënten op een rij voor het ontwerpen aan een samenleving.

 

De stad staat voor samenleven, met een hoge bevolkingsdichtheid en diversiteit aan mensen. Dit kan tot wrijving leiden, maar biedt tegelijkertijd veel voordelen. De mengelmoes en de levendigheid van de stad is wat veel mensen juist trekt. Ook gezinnen kiezen voor de stad. Ze zijn er economisch op aangewezen of wonen graag in een levendige omgeving met een groot voorzieningenaanbod. Ontmoetingen zijn essentieel voor het stadsleven: de stad gaat over contact met mensen met uiteenlopende achtergronden, uitwisseling van ideeën en emancipatie. Kinderen zijn gebaat bij de sociale mix van de stad vanwege de invloed op hun sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling. En in een gemeenschap waar mensen elkaar kennen kunnen zij en een oogje in het zeil houden en bijvoorbeeld op elkaars kinderen letten: ‘it takes a neighbourhood to raise a child’. Maar dit samenleven komt niet automatisch tot stand. We moeten dit samenleven actief bevorderen en door middel van ontwerp de juiste voorwaarden scheppen. Hoe geven we vorm aan collectiviteit in de stad?

 

Een buurt met passende voorzieningen voor gezinnen

Een gezinsvriendelijke stad is gebaat bij een ‘ecosysteem’ rondom gezinnen. Met voldoende voorzieningen en gelijkgestemde buren ervaart men de buurt eerder als een fijne buurt. Het ­­aantal gezinnen is relevant, omdat kinderen met andere kinderen willen kunnen spelen, zonder de stad te hoeven doorkruizen. Bovendien zorgt het voor de nodige draagkracht voor voorzieningen, zoals scholen, opvang en (georganiseerde) speeltuinen. Door het organiseren van voorzieningen op het niveau van de buurt ontwikkelt een gezellige ontmoeting zich ook sneller tot een betrokken ontmoeting, een meer diepgaande relatie, tussen de ouders. Zij zijn immers ook buurtgenoten, komen elkaar regelmatig tegen en kunnen gemakkelijk met elkaar afspreken. Het is belangrijk om een binding met de wijk te stimuleren. Voorzieningen op buurtniveau dragen daaraan bij. Ze zijn ook essentieel voor gezinnen: als er geen plek op de opvang of school is, verhuizen ze van de stad weg. Het ecosysteem vereist scholen, kinderopvang en buurtplekken als horeca met speelmogelijkheden, buurthuizen, of pleinen met verblijfskwaliteit.

 

De route als uitje met kans op ontmoeting

Ook de inrichting van de openbare ruimte speelt een belangrijke rol in het versterken van het collectiviteitsgevoel. Deze bepaalt namelijk de kans op ongeorganiseerde ontmoeting; de ‘vluchtige ontmoeting’. Hierbij gaat het om laagdrempelige vormen van contact, zoals gedag zeggen of een praatje maken op de stoep. Deze vluchtige ontmoeting lijkt van gering belang, maar kan mensen het gevoel geven erbij te horen en is bovendien een voedingsbodem voor meer diepgaand contact. Juist gezinnen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan contact: wanneer de kinderen in een collectieve (groene) ruimte spelen in plaats van een privétuin of -voorziening, maken bewoners eerder een praatje met elkaar. En juist zij ervaren de meeste voordelen: ouders kunnen even op elkaars kinderen passen en de sociale veiligheid rondom de woning is groter wanneer meer mensen zich buiten begeven.

 

Een mobiliteitsnetwerk dat is gericht op wandelen en fietsen is essentieel in het stimuleren van de vluchtige ontmoeting. Dit biedt de mogelijkheid om elkaar te zien, te groeten of met elkaar te praten, veel meer dan vanuit de auto. Het via die ‘trage netwerken’ verbinden van woningen en dagelijkse voorzieningen zorgt ervoor dat men minder geneigd is om de auto te pakken naar de school of supermarkt. Dat draagt bij aan gezondheid: je pakt sneller de fiets of loopt naar de supermarkt, en onderweg speelt je kind even in de speeltuin. Naast de routes zelf is ook de positionering van functies van belang. Neem het parkeren: wanneer de auto direct voor de deur staat is de afstand tot de voordeur klein. En de kans op contact daarmee ook. Parkeren aan het einde van de straat of aan de rand van de autoluwe buurt vergt een stukje wandelen, maar vergroot het gevoel van de buurt als leefomgeving en de kans op vluchtige ontmoeting.

 

Gezinnen zijn het sociale cement van de buurt

Naast het realiseren van voldoende voorzieningen en het faciliteren van ontmoeting is het een opgave om gezinswoningen te behouden en bouwen die tegemoetkomen aan de wensen van gezinnen. Ingegeven door de omvang van de huidige woningbouwopgave, financiële prikkels en demografische veranderingen, ligt de focus in toenemende mate op de ontwikkeling van kleine woningen. Het aandeel eenpersoonshuishoudens en senioren (ook vaak eenpersoonshuishoudens) groeit en zij kunnen prima toe met een kleinere woning, zo is de gedachte. Bovendien helpt het bouwen voor senioren de doorstroming op gang. Deze trend, hoewel gerechtvaardigd, mag niet ten koste gaan van de aandacht voor gezinswoningen. Gezinnen brengen veel tijd door in de buurt, besteden veel aandacht aan de leefomgeving en dragen bij aan sterke sociale netwerken. Daarmee zorgen ze voor sociale controle, een veiligere openbare ruimte en contact tussen buren. Dat contact levert omkijken naar elkaar op: boodschappen doen voor de buurvrouw die slecht ter been is of de kinderen van de buren meenemen van school. Dat is van extra belang in de beweging naar de participatiemaatschappij, waarin we steeds meer voor elkaar (moeten) gaan zorgen. Dit laat onverlet dat een mix van leeftijden altijd van belang is, onder andere omdat mensen met verschillende leeftijden op verschillende momenten thuis en op straat zijn. Gezinnen horen bij die gemengde samenstelling.

 

Gezinnen kunnen zelf uitstekend hun leefomgeving vormgeven

Het bouwen van gezinswoningen gaat over de woningen zelf (de typologieën, essay 4 in deze reeks), maar ook over collectieve woonvormen en zeggenschap voor gezinnen in het vormgeven van hun eigen leefomgeving. Er zijn veel collectieve woonvormen te noemen, maar twee onderscheidende vormen zijn collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO) en de wooncoöperatie. CPO is een organisatievorm waarbij toekomstige bewoners zich verenigen en hun woningen gezamenlijk ontwikkelen. Zij hebben zelf vrijheid in hoe ze de grond willen gebruiken en hoe de woningen en buitenruimte eruit komen te zien (binnen de geldende regels). Bij CPO krijgt elke deelnemer een wooneenheid in eigendom of in huur. CPO brengt mensen bij elkaar die een visie delen op architectuur, samenleven, gemeenschap of andere thema’s. Collectief ontwikkelen en samenleven brengt de noodzaak om compromissen te sluiten. Maar het samen ontwikkelen van de woning en woonomgeving zorgt er onmiskenbaar voor dat deelnemers elkaar kennen en betrokken zijn. En zij zijn als collectief vaker in staat om gezamenlijke voorzieningen te realiseren. Dat kan ten goede komen aan prettig wonen met een oriëntatie op het collectief.

 

Een mooi voorbeeld van een CPO-project is Nautilus op het Zeeburgereiland in Amsterdam. Het bestaat uit 43 woningen van 75 tot 130m2, doorgaans goede afmetingen voor gezinnen. Er zijn gemeenschappelijke voorzieningen, zoals een binnentuin, bar met expositieruimte en een multifunctionele theaterzaal, die naast de bewoners ook de buurt ten goede komt. Elke zondagochtend is het café open voor publiek en er is een activiteitenprogramma met onder andere filmavonden. Bewoner Joëlle Payet, die na ontwikkeling in Nautilus kwam wonen, vertelt: “We zagen voor het eerst de tuin en die was perfect voor onze zoon. Als we hier zouden gaan wonen zou hij opeens 50 broertjes en zusjes hebben, waarmee hij veilig in de groene binnentuin kan spelen. En je klopt hier op de deur en iedereen is verwelkomend ”.

 

De gemeenschappelijke binnentuin van Nautilus, met een verbinding van de hoger gelegen etages met de tuin. Kinderen kunnen veilig spelen in de binnentuin (onder toezicht). Met een bouwhoogte van vier verdiepingen is de relatie tussen de bovenste verdieping en de binnentuin nog voldoende. Vanaf boven herken je de mensen in de tuin en de kinderen horen je als je ze roept.    De brede galerijen aan de kant van de leefruimtes zorgen voor spontane ontmoeting. Foto: Joëlle Payet.  

 

De bar met expositieruimte in Nautilus. Foto: Joëlle Payet.

 

Een ander voorbeeld is de Kersentuin in Leidsche Rijn, Utrecht. Daar hebben de bewoners een autoluwe buurt gecreëerd met gemeenschappelijke voorzieningen zoals tuinen, een openluchttheater en een projecthuis waar allerlei activiteiten worden ondernomen.

 

Het openluchttheater in een gedeelde tuin in de Kersentuin. Foto: Urhahn.

 

Het projecthuis van de Kersentuin dat gebruikt kan worden door bewoners en wordt verhuurd aan externen. Foto: Urhahn. 

 

De wooncoöperatie gaat nog verder in de mate van collectiviteit. De woningen worden vaak ook gezamenlijk ontwikkeld, maar komen in eigendom van een vereniging. De leden krijgen een aandeel, huren de eenheid van de vereniging en zorgen voor het beheer. Naast betaalbaarheid op de lange termijn door het ontbreken van een winstoogmerk, is een doel van een coöperatie meestal een bepaalde mate van gezamenlijkheid. Wooncoöperaties hebben vaak voorzieningen en ruimtes die gedeeld worden. Juist die betaalbaarheid en gemeenschappelijkheid zijn belangrijk voor het behoud van het gezin in de stad. Het zorgt in de eerste plaats voor betaalbare woningen die aan woonbehoeften van gezinnen tegemoetkomen. En net als bij CPO lukt het vaker om gedeelde voorzieningen dicht bij huis te organiseren en gedeelde buitenruimte te creëren die naar eigen wens is in te vullen. Twee aspecten die de door gezinnen zo gewenste sociale cohesie en praktische ontwerpinvullingen gemakkelijker maken.

 

Woongemeenschap Eikpunt in Lent is een voorbeeld van een wooncoöperatie. Er zijn 9 koopwoningen en 40 huurwoningen die in zelfbeheer zijn uitgegeven aan de bewoners. Er is een verscheidenheid aan woningtypes en er zijn gemeenschappelijke ruimtes voor activiteiten. De vereniging streeft naar een diversiteit aan leeftijden. Met het meergeneratiewonen wordt vereenzaming van ouderen tegengegaan en wordt een deel van de zorg voor ouderen, kinderen en gehandicapten opgevangen in de buurt zelf.

 

Activiteit bij Woongemeenschap Eikpunt in Lent. Foto: Architect Van Laarhoven combinatie.

 

Samenwonen met een klein aantal huishoudens
Naast wonen in collectiviteit met een veelvoud aan huishoudens kan samenwonen in een meergeneratiewoning bijdragen aan het geschikt wonen van gezinnen in de stad. In een meergeneratiewoning wonen twee huishoudens in één woning of in twee wooneenheden op één woonperceel. Een kangoeroewoning is een voorbeeld hiervan, waarbij twee woningen onder één dak zijn gesitueerd. De woningen zijn zelfstandig, maar er is binnenin een verbinding gecreëerd. Een meergeneratiewoning kan aantrekkelijk zijn voor gezinnen in de stad, omdat ‘samenwonen’ met bijvoorbeeld de ouders de mogelijkheid biedt om gemakkelijk oppas te organiseren. Andersom geldt dat de ouderen gemakkelijk hulp kan worden geboden met klusjes of in het huishouden of in de zorg.

 

Kangoeroewoningen, een vorm van een meergeneratiewoning, aan de Curaçaostraat in Groningen. Een kangoeroewoning bestaat hier uit twee appartementen die intern verbonden zijn, maar met elk een eigen voordeur en adres. Een zorgvragende en zorgdragende kunnen samenwonen, maar ook een bepaalde mate van privacy behouden. Foto: Holonite.

 

Plattegrond van de kangoeroewoningen aan de Curaçaostraat, Groningen. De woningen hebben een eigen entree, maar zijn intern verbonden. Door: KAW.

 

Samen werken aan samenleven
Het vormgeven aan collectiviteit in de stad kan dus op het gebied van de woningen, voorzieningen, en openbare ruimte. Door de kans op ontmoeting te stimuleren, laagdrempelig of diepgaand, biedt de stad een plek die aan de collectiviteitsbehoefte van het gezin beantwoordt. Een oproep aan alle stadsmakers dus: ontwerp aan collectiviteit!

 

In ons volgende essay gaan we in op de naoorlogse wijken als ideale gezinswijken. Heb je een aanvulling of mooi voorbeeld met betrekking tot ontwerpen aan collectiviteit in de stad? Laat het ons weten! Ben je benieuwd hoe het staat met de collectiviteit van de openbare ruimte en voorzieningen in jouw wijk of gemeente? Neem contact met ons op voor een quickscan via LinkedIn of stuur een email naar onze experts Ad de Bont en/of Wendy van Kessel.