Interview Urhahn in vakblad De Blauwe Kamer

Een uitgebreid interview met Urhanhn-directeur Tess Broekmans waarin spontaan ontwerpen, dansen met projectontwikkelaars en K. Schippers de revue passeren.

<
>
    De nieuwste editie van hét vakblad voor Stedenbouw ‘de Blauwe Kamer’ bevat een bureauprofiel van Urhahn. Een uitgebreid interview met mede-directeur Tess Broekmans waarin spontaan ontwerpen, dansen met ontwikkelaars en K. Schippers de revue passeren. En haar (tot nog toe geheime) ambitie om stadsbouwmeester van Amsterdam te worden. Hier volgen een paar highlights:

     

    Oprichter en voormalig partner Gert Urhahn deed veel onderzoek naar wat de stad succesvol maakt. Samen met ruimtelijk strateeg Sjoerd Feenstra nam Tess Broekmans in 2010 het bureau van Urhahn over, en later voegde stedenbouwer Ad de Bont zich als partner bij hen. Het bureau heeft nog steeds een stevige focus op transformatieopgaven. Maar waar Urhahn in het verleden vooral gevraagd werd in de onderzoeksfase van projecten, is het bureau tegenwoordig van scratch tot en met de uitvoering van projecten betrokken. Daar heeft Broekmans zich hard voor gemaakt. ‘Met zo’n lange betrokkenheid kun je kwaliteiten beter tot het laatste moment bewaken. Zeker bijprojecten die niet via een masterplan ontwikkeld worden, maar organisch.’
    Een goed voorbeeld van zo’n project is Oostenburg, een herontwikkeling van een voormalig industrieel eiland in het oosten van Amsterdam. Broekmans: ‘Hier vorm ik als stedenbouwer al tien jaar het geheugen van het project.’ Ze glimlacht. ‘Eigenlijk gaat mijn betrokkenheid nog veel langer terug in de tijd. Mijn vader werkte als projectgroepvoorzitter in de stadsvernieuwing in Amsterdam en heeft toen ik klein was aan de herontwikkeling van de Oostelijke Eilanden gewerkt. Ik ging weleens mee en herinner me nog de herrie van de machines die hier in de fabriekshallen het spoorwegmaterieel produceerden.’

     

    Dansen met bewoners

    Stadsontwikkeling is voor Broekmans als een dans. ‘In de dynamiek tussen ontwikkelaars, ontwerpers, gemeente en gebruikers komt een plek tot leven; als stedenbouwer ben je de choreograaf en probeer je ruimte te geven aan de dansers om tot een gelaagd plan te komen. Jij zorgt voor de richtlijnen en stuurt op bepaald gebruik, maar het is uiteindelijk aan de andere spelers en bewoners om invulling te geven aan plekken.’
    Een voorbeeld van een geslaagde dans met een woningcorporatie (in dit geval Woonbedrijf) en bewoners is het plan voor Space-S, een woonomgeving in Eindhoven met sociale huur voor studenten, starters, gezinnen en ondernemers. ‘Toen we voor deze plek een stedenbouwkundig plan en de openbare ruimte ontwierpen, gingen we met een grote groep toekomstige bewoners aan de slag. Er ontstond al snel een gemeenschappelijk gevoel over wat voor hen de essentie van samenleven was. Zij benoemden de contrasten “samen en zelf” en “groen en stedelijk”. Die hebben we vertaald in een ontwerp met stedelijke torens en groene hoven.’ De bewoners gaven aan dat ze graag gemixt wilden wonen, families en studenten op één vloer, en dat ze een aantal collectieve ruimtes wilden hebben. ‘Corporatie Woonbedrijf zou zo’n keuze uit eigen beweging niet snel maken, daarvoor zijn de bewonersgroepen te verschillend van elkaar. Om het collectieve gevoel niet te verliezen, is het planproces bovendien bewust razendsnel doorlopen.’

     

    Droombaan

    Als gastdocent aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam en als vakcoördinator stedenbouw bij het beroepservaringsprogramma PEP grijpt ze elke gelegenheid aan om het gesprek te voeren over wat het vak moet inhouden. ‘Op de academie tref je zoveel visies op het vak; het is inspirerend daaraan bij te dragen. Op de TU Delft is de studie stedenbouw juist aan het verwetenschappelijken. We moeten er wel goed voor waken dat hier het leren van ontwerpvaardigheden niet in het gedrang komt. Stedenbouw is immers echt een vak van de praktijk.’
    Vanuit die praktijk zou ze zich graag willen bemoeien met de toekomst van ‘haar’ Amsterdam, om te zorgen dat de stad haar prettige gelaagdheid blijft behouden. ‘Ik zeg het maar gewoon, maar mijn grootste droom is om stadsbouwmeester van Amsterdam te worden – of misschien is ‘stadscurator’ een beter woord. Ik wil projecten die vastlopen een stapje verder brengen en samen met betrokken partijen kijken hoe plekken beter kunnen worden benut. Uiteindelijk wil iedereen toch een goed stuk stad neerzetten dat lang meegaat, en samenwerking is daarin de sleutel.’

     

     

    Het tijdschrift met het complete interview is online te koop bij uitgeverij Blauwdruk.